Blog

Woestijnromantiek

Het is verleidelijk om in Tafraoute te blijven hangen, er zijn in de omgeving nog genoeg wandelingen te maken. Maar sinds we hebben besloten dat we volgend jaar terug zullen keren is het ook goed om iets te bewaren. Dus laten we de tank volgooien en rijden in de richting van Tata. We zullen van Tata zo’n 300 km zuidwaarts via Foum Zguid naar Zagora rijden, de poort naar de Sahara. De route brengt ons langs ruige bergketens in roze, oranje en mossig groen met grillige vormen en diepe kloven. We gaan langs heel veel Hamada, rotsachtige vlaktes waar bijna niets meer groeit, en door droge rivierbeddingen. De rivier de Oued Tata heeft brede valleien uitgesleten en staat het grootste deel van het jaar droog. Alleen na zeldzame zware regenbuien loopt de rivier vol en kunnen lager gelegen gebieden overstromen. Het kan hier in de zomer ondraaglijk warm worden waarbij de temperatuur oploopt tot 45 -50 graden. Nu is het overdag aangenaam warm maar ‘s avonds koelt het sterk af en we slapen met een wollen muts op, als twee tuinkabouters onder ons donsdek.

Af en toe passeren we een oase met een dorpje tussen dadelpalmen en vaak vragen we ons af hoe mensen hier overleven in zo’n stenige droge omgeving. Als hier mijn wiegje had gestaan, wat was dan mijn toekomst? Als meisje zul je al gauw op je broers en zusjes moeten passen en help je je moeder met het sprokkelen van hout en het verzorgen van de geiten en de kippen. Ik vrees dat er met name in de afgelegen dorpen niet veel meer keuze is dan jong trouwen en kinderen krijgen. Tapijten weven en manden vlechten is ook vooral vrouwenwerk en dat doe je thuis of in coöperaties samen met anderen wat me nog wel gezellig lijkt. Vaardigheden en technieken van deze oude ambachten worden van generatie op generatie doorgegeven en zijn essentieel voor het behoud van de culturele identiteit en zijn ongetwijfeld een bron van creativiteit. Het biedt vrouwen ook een zekere economische zelfstandigheid. Jongere generaties in wat grotere plaatsen zoals Tata krijgen meer mogelijkheden en ook vrouwen volgen steeds vaker een opleiding of zoeken werk buiten het traditionele huishouden. Onderwijs en economische initiatieven zoals microkredieten geven vrouwelijke ondernemers meer kansen en vergroten hun onafhankelijkheid. Zo zijn veel coöperaties die Arganolie produceren rondom Tafraoute, in handen van vrouwen. Toch blijven culturele traditionele normen waarbij eer en familie-eer voorop staat, de vrouwen dwingen in een bescheiden rol. Zij mogen geen contact hebben met vreemden en kleden zich volgens de traditionele normen in zwarte Melhfa, een lange, lichte doek die losjes om het lichaam wordt gewikkeld en over het hoofd kan worden geslagen. Toch zien we ook vrouwen die er wat vrolijker uitzien en zelf beslissen wat zij willen dragen.

Na Tata, ooit een belangrijke karavaanstad en handelscentrum, wordt het landschap steeds ruiger en onherbergzamer tot Foum Zquid.
Nomadische stammen trekken nog steeds met hun kamelen en geiten door de regio. Af en toe zien we in de verte iemand onder een accaciaboom zitten met om zich heen heel veel kilometers steen woestijn. De geiten en kamelen gaan hun eigen gang en grazen over een schrale vlakte tot het tijd is om weer een stukje verderop op zoek te gaan naar struikjes groen.
Foum Zquid is de laatste grotere nederzetting voordat de echte woestijn begint. Hier begint de route naar Erg Chagaga, een van de grootste en hoogste duingebieden van Marokko. We proberen via internet een tocht met een 4×4 terreinwagen te organiseren maar als het moment daar is komt niemand opdagen. Wellicht hebben ze een lucratievere deal met een grotere groep gevonden, maar teleurstellend is het wel en we krijgen ook via mail geen enkele reactie meer. We laten het los en zullen het vanuit een andere plaats, en met een andere organisatie, nog eens proberen.
Foum Zquid is een authentiek dorp, waar afgezien van tochten naar de woestijn, niet zoveel gebeurt. Dit vinden wij vaak de leukste plekken. Hier vergapen we ons aan de markt onder de bogen van een oude karavanserai en zien we vooral veel kleine werkplaatsjes, waar technische rommelkonten alles met een stekkertje eraan of een motor weer tot leven wekken. Wij mogen even een kijkje nemen in een Riad, een traditioneel huis rondom een centrale binnenplaats, dat gerestaureerd is en omgebouwd tot een sfeervol hotel.
Foum Zquid ligt dichtbij een enorme oase vol dadelpalmen waar ook andere gewassen worden geteeld. Ook hier is een traditioneel irrigatiesysteem belangrijk om water vanuit een bron naar de velden te vervoeren. Er is denk ik maar beperkt water waardoor keuzes moeten worden gemaakt, sommige velden zijn helemaal verdroogd met dode dadelpalmen, anderen zien er fris, groen en sappig uit. Wij dwalen door de palmentuinen en de ruïnes van een oude kasba. Die stenen in het veld voor het mausoleum zijn grafstenen, voor de mannen een grote, voor de vrouwen een kleine. Ach, een grote of kleine steen, iedereen eindigt hier na een leven bikkelen in het stenige dorre veld. Maar het geloof in een leven na de dood in het paradijs van Allah biedt hoop en zorgt ervoor dat men tijdens het aardse leven moreel juist handelt en streeft naar rechtvaardigheid en mededogen in naleving van de richtlijnen van de Koran. In onze ontmoetingen met de mensen in deze streek is opvallend hoe zachtmoedig en liefdevol men elkaar bejegend. Vrouwen kussen elkaars hand, mannen schudden elkaar de hand en raken daarna hun hart aan, of kussen elkaar op de wangen. De mensen hebben zachte ogen en een warm open hart en zijn altijd bereid je te helpen.
Na de enorme  steenwoestijn waar afgezien van hier en daar een verwaaide doornachtige acacia niets groeit komen we voorbij Foum Zquid terecht in een gebied waar de woestijn bloeit. Lantana struiken verkleuren van grijs naar geel naar oranje, naar paars naarmate de bloemen rijpen. Tussen alle vlaktes met stenen en grint is het een landschap met een onverwachte desolate schoonheid.
Op weg naar Zagora, ruim 120 km verderop, passeren we lemen Berberdorpen waar de vrouwen takkenbossen dragen, ezels het transportmiddel zijn, en waar kinderen die uit school komen altijd vrolijk naar ons zwaaien. Naast dadelpalmen zien we ook af en toe weer arganbomen en een bloeiende amandelboom die groene en roze tinten toevoegen aan de aardse kleuren van de woestijn. Het wordt nu ook echt zanderiger. Achter de granieten bergketen die ons dan weer dichtbij, dan weer van een afstand achtervolgt, ligt de grens met Algerije. We rijden Zagora binnen, de stad die in 1928 werd gesticht als een belangrijke garnizoensplaats van het Franse Vreemdelingenlegioen.
Voor ons vertrek uit Nederland zagen we een prachtige Franse film over het vreemdelingenlegioen. In Beau travail uit 1999, van regisseur Claire Denis, blikt een voormalig adjudant terug op zijn tijd bij het vreemdelingenlegioen in Djibouti. De film is afgezien van het verhaal over jaloezie en macht vooral visueel een spectakel waarbij lichaamstaal en choreografie worden ingezet om de innerlijke emoties en spanningen van de personages uit te drukken. De trainingen en schijngevechten zijn pure poëzie, alsof je kijkt naar de choreografie van een ballet. De scène waarbij de charismatische nieuwe recruit Sentain en de jaloerse adjudant Galoup in een soort dreigende dans elkaar uitdagen is onvergetelijk. En  Galoup op de dansvloer in een duister café in Djibouti is ook om van te smullen. Op YouTube is in ieder geval de trailer van de film te bekijken.
In Zagora staat nog een oude vesting uit de Franse tijd, in de stijl van een kasba die nu wordt gebruikt door de Marrokkaanse overheid en het leger, maar vreemde legionairs zul je er niet meer tegenkomen. De stad zelf is levendig met cafeetjes en terrassen, een oude nog bewoonde kasba en is voor ons vooral een plek om even bij te komen van de reis.
Zoals je waarschijnlijk kunt zien ben ik verliefd op de kleuren en de deuren uit deze streek.
TRANSLATE