Blog

Warming up

Slalommend door de ochtendspits van São Paulo vinden we de weg naar het westen, richting Bolivia. Hoogbouw maakt plaats voor groene heuvels, en na twee dagen rijden bereiken we bekend terrein, de zuidkant van de Pantanal. Buiten is het schroeiend heet, ruim 40 graden, te warm om ook maar iets te ondernemen. Wat een geluk dat de airco in São Paulo weer gerepareerd kon worden. Dat scheelt in de auto zeker 10 graden.

In Corumbá , de grensplaats, kijken we op een terras tussen groen geel uitgedoste Brazilianen naar de voetbalwedstrijd Brazilië- Kameroen. Bij het verlossende doelpunt raakt iedereen buiten zinnen en is het kabaal oorverdovend. Voor het eind van de wedstrijd,  dus voor het feest losbarst, rijden we naar de douane. Daar roept ons Braziliaanse nummerbord vragen op, maar met een foto van het chassisnummer en de officiële documenten mogen we de grens over. We zijn in Bolivia!

In de laaglanden van Bolivia  vinden we een bivak op een smal zandpad langs een jungle van lage bomen en struiken, waar we tijdens de schemering met een  koud biertje genieten van een krekelconcert. ‘s Ochtends heel vroeg worden we wakker met het gezoem van wespen tegen het dakluik. Sommigen vinden ondanks de hor toch een kiertje naar binnen en de rest van de zwerm doet volhardend pogingen om ons op te komen zoeken. We hebben met ons gemep nu vast een slecht wespen-karma of onze geur is onweerstaanbaar, maar dit wordt te gek. We laten, ik een pietsie in paniek, manoeuvrerend tussen steeds meer wespen, het dak zakken. Peter offert zich op om naar buiten te gaan om de boel af te sluiten zodat we kunnen vertrekken. We rijden zeker nog een paar kilometer voor de wespen de achtervolging staken.

Terug bij de hoofdweg zien we een stofwolk naderen. Het is een gaucho die een kudde koeien over de hoofdweg naar “ons” zandpad drijft. Het wordt voor ons een lange rit, één rechte lijn van bijna 600 kilometer, met slechts af een toe een  ongezellig verlaten agri-dorp met landbouwapparatuur en grote vrachtwagens die soja, mais en hout vervoeren. Aan het einde van de middag bereiken we de stad Santa Cruz, de grootste en meest welvarende stad van Bolivia. We zijn moe maar willen in deze drukte en laaghangende smog niet overnachten. We storten ons in de overweldigende verkeerschaos en na een onoverzichtelijke rotonde worden we aangehouden door een agente die in rap Spaans duidelijk maakt dat we iets verkeerds hebben gedaan. Ai, er zit niets anders op dan haar in te laten stappen om op het buro de boete te gaan betalen. Ze geniet zwetend in haar uniform van onze airco, vindt de Toyota prachtig, is reuze vriendelijk maar niet van plan ons zonder te betalen te laten gaan. Als we duidelijk maken, leve Google translate, dat we niet voldoende cash hebben om de 400 boliviano’s (60 euro) te betalen wijst ze ons een ATM en na een telefoontje met de baas, hoeven we niet naar het buro, en stopt zij het geld weg in haar bloesje. We worden nog eens vriendelijk bedankt en kunnen dan de stad verlaten.

Helaas is het bijna donker als we door een prachtige kloof rijden, waar we dus niet veel van kunnen zien. Na een tussenstop  in een slaperig bergdorp rijden we door tot in Samaipata, een knus stadje rondom een plein met lage koloniale gebouwen, smalle straten en een relaxte sfeer. Samaipata ligt in een vallei tussen groene bergen, en is het hele jaar door gezegend met een gemiddelde temperatuur van 21 graden. Een verademing na de hitte in Santa Cruz. In de vallei groeien fruitbomen, wijnranken, koffieplanten, groenten en in het dorp heeft iedereen met groene vingers een kleine plantenkwekerij. Het dorp trekt al jaren een internationaal gezelschap aan, variërend van hippies tot pensionado’s, die moeiteloos integreren met de rest van de bevolking.

Wij vinden een heerlijke plek bij een Finca met een restaurant en een kleine camping, 35 jaar geleden opgezet door Nederlandse rugzaktoeristen. Zij creërden een eldorado met een enorme groentetuin, alles bio, ecologisch verantwoord en even lekker, waar wij ons laven aan gezonde sappen en salades. 

TRANSLATE