Blog

Waar is de lift?

Vanuit het Noordoosten trekken we verder naar het Noorden, eerst naar Argulo, een dorp dat al sinds het begin van de 20e eeuw vooral bananen teelt. Kijkend langs de kust strekken eindeloos veel terrassen zich uit en ik zie de oude loods ” El Transportador “, genoemd naar de ingenieuze kabelbaan die vanaf de loods de bananen voor export naar een werf aan de kust liet zakken. Bij gebrek aan goede wegen, was dit ook de manier om spullen het eiland op te takelen. De ijzeren installaties zijn inmiddels vergaan maar op sommige plaatsen van het eiland vind je nog resten terug. Op de oude foto ziet de kabelbaan eruit als een skilift voor bananen, maar ik begrijp dat ook mensen, met ongetwijfeld stalen zenuwen, er wel eens gebruik van maakten.

We trekken verder naar Vallehermoso, waar een geërodeerde basaltpiek als een burcht boven de vallei  torent. Wij vinden een plekje aan het winderige kiezelstrand waar een poos geleden de kade bij een storm grotendeels is weggeslagen. Ook hier werden goederen vroeger in of uit boten  geladen maar van de installatie is niet veel meer over. Het weer is onstuimig en de golven knallen tegen de basaltblokken. De verwaaide rietgedekte parasollen op het strand, de leeggelopen natuurzwembaden, het ziet er buiten het toeristenseizoen een beetje triest uit.

De volgende dag waait het nog steeds maar iets minder hard, tijd voor een stevige wandeling. Dichtbij de kust klimt een pad 550 meter steil tegen een bergwand omhoog, maar dan hebben we het “ergste” ook meteen maar gehad. We laten ons niet kennen en blijven stug door klimmen. De huizen van Vallehermoso onder ons worden steeds kleiner en al gauw krijgen we zicht op de hoge kliffen langs de kust met in de verte heel vaag het silhouet van de Teide op Tenerife. De wolken gunnen ons nog een beetje blauw in de lucht. Het is weer harder gaan waaien en ik ben blij met de jeneverbesstruiken die de meeste wind voor ons opvangen. En dan is daar de top in zicht en rusten we uit met zicht op de oceaan, de kliffen en de kam van de Chijeré berg. Bovenop de berg zijn een paar tanige jeneverbesdennen erbij gaan liggen, gevloerd door de krachtige wind die hier nooit vrijaf neemt.

We blijven een poos boven op de berg, passeren een verlaten dorp en een kapelletje en beginnen dan aan een heel erg lange maar prachtige afdaling, steken de droge rivierbedding over, om dan weer langs een bergrug omhoog te klimmen. De hele vallei is met muurtjes van opgestapelde stenen veranderd in een lappendeken van terrassen, waartussen palmen ons wuivend verwelkomen. Wat een gigantische klus om al deze muurtjes te stapelen. Na vele generaties die hier zwoegden op de terrassen, verlieten de jongeren de afgelegen vallei om hun geluk elders te zoeken. De onbewoonde huizen werden ruïnes, de oude wateropvangbekkens droogden op en de terrassen raakten overwoekerd door wilde inheemse planten.  Toch is er iemand die de ongelooflijke schoonheid van de vallei herkent en probeert om één voor één de terrassen weer tot leven te wekken. Het enige huis dat is gerestaureerd ligt idyllisch langs het wandelpad en heeft een prachtige wilde tuin met cactussen, palmen en vetplanten. Zou het niet fantastisch zijn als nieuwe generaties hier in de vallei een thuis vinden? Dat vraagt wel om avontuurlijke pioniers want er is geen weg en het is zeker twee uur lopen naar de bewoonde wereld….

TRANSLATE