Blog

Op eenzame hoogte

De Jalqu’as en de Tarabuco’s noemen hun bovenburen, de mensen die leven op de hoogvlakte, llamamo’s, ofwel lama-mensen, of ze nu wel of niet een kudde lama’s hebben. Wij trekken de bergen in, op zoek naar de lama-mensen, eerst door Tarabuco-gebied, waar de vrouwen hun traditionele aqus hebben gewisseld voor een dagelijkse dracht, maar wel allemaal met een houten tolletje lopen en al wandelend hun draadjes spinnen. We zien in de valleien een lappendeken van tuintjes, met alfalfa, mais, heel veel schapen en af en toe een slaperig dorp waar iedereen binnenzit en vast en zeker mooie lappen weeft.

Dan stijgen we boven de 3500 meter, 4000 meter, 4500 meter, steeds hoger klimmen we en ik krijg het gevoel dat we op de dakrand van de wereld rijden. Nu wordt het een kale boel, hier en daar nog  een struik en wat scherpe pollen gras, bergen in alle tinten bruin en oker en dan als je het niet verwacht, een hoogvlakte, waar in de verte schapen grazen met daartussen een toefje kleur, de poncho van de herderin. Hier op deze hoogte wil geen kropje sla of kool meer groeien, veel te koud, ik vraag me af wat de mensen hier eten en hoe het is om hier in een hutje van gestapelde stenen te leven met je kudde schapen. Iedere dag weer in je uppie naar buiten om die beesten uit te laten, verdwijnen in het grote niets, een kleurrijk stofje te zijn tussen die overweldigend hoge kale pieken. 

Zeg iets! Dat ga je vanzelf denken als je hier uren rondrijdt in een monotoon bruingrijs landschap met afgronden waar je je nagels bij afbijt en wolkenluchten die je nog weer verder meetrekken in het niks en vanzelf rare gedachten opwekken, zoals wat zou er gebeuren als de auto er hier mee ophoudt, als mijn lief in deze ijle lucht akelig in ademnood raakt en ik hulp moet gaan zoeken bij zo’n lieve dik ingepakte lama-mevrouw. Tijd dus voor een kopje koffie op grote hoogte om alles weer in perspectief te zien, fijn de stoeltjes naar buiten en met je verrekijker de schapen of lama’s tellen in de verte.

En dan ineens zie ik turend naar de wolkenlucht, iets vanuit de afgrond opdoemen, eerst een hond, dan is de kudde niet ver weg meer en dit keer heeft de herder twee paarden bij zich, met aan het zadel vastgeknoopt twee levende kippetjes, zijn vrouw en een meisje dat met haar iPhone foto’s maakt van de woest-mooie leegte. Vast een nichtje uit de grote stad dat uit logeren is gestuurd naar oom en tante op de hoogvlakte om te voelen waarom het belangrijk is een tandje bij te zetten op school, want anders eindig je alsnog achter de kudde. Ik kijk even wat ik nog in mijn keukentje aan eetbaars vind. De crackers, het blik bonen en de gedroogde abrikozen worden door de moeder met een verlegen glimlach aanvaard, weggestopt in de kleurrijke lap die ze met een zwaai op haar rug bindt. De banaan die ik aan het ‘nichtje’ geef moet ze inleveren, hier wordt alles gedeeld, en ik heb direct spijt dat ik niet meer bananen gaf. Maar na een knuffel van pa, gaat de familie alweer op pad, naar een huisje ergens verderop in de vallei, de kudde en de paarden zijn alvast vooruit gegaan, ze weten de weg.

Een lama- moeder met haar kudde en kindje , stipjes in de verte, heeft dit allemaal van een afstand bekeken en komt nu ook dichterbij. Ze heeft de andere familie in het voorbijgaan niet begroet, terwijl ze waarschijnlijk toch een soort buren zijn. Misschien wordt je hier wel heel erg zwijgzaam, terwijl regelmatig een babbel met de buren me toch van levensbelang lijkt om op deze eenzame hoogte niet stapelgek te worden. Maar de lama-moeder blijkt best spraakzaam en vertelt in Spaans dat ik goed kan volgen dat haar nichtje nu al twintig jaar in Duitsland woont en nooit meer is teruggekeerd, terwijl ze wel regelmatig met elkaar bellen. Tja, ik snap dat wel, maar dat zeg ik maar niet. Ik vraag of ik een foto van haar mag maken, maar moeder keurt het resultaat af en vindt dat het over moet, haar haar zit niet goed, vindt ze. Maar ook de tweede poging is niet naar haar zin, ze is gewoon geen lachebekje. We zijn toch echt allemaal hetzelfde, mensen op zoek naar een beetje geluk, bevestiging, liefde en schoonheid, en balend van een ‘bad-hair-day’, of je nu op 4500 meter hoogte woont of ver weg op het lage vlakke land onder zeeniveau. Met een blik tomaten, crackers en een doosje tictac voor de kleine, gaan ze er weer vandoor.

En zo treffen we op grote hoogte ook de giebelende zusjes die in the middle of nowhere ergens op staan te wachten, de schoolbus gemist, de kudde kwijt, of gewoon nog geen zin om naar huis te gaan?

Hoe langer we onderweg zijn, hoe troostelozer het landschap wordt. Geen ‘gezellige’ hoogvlakten meer maar plaatsen waar met subsidie van de regering huisjes worden neergezet op gruwelijk lege grauwe plekken waar je zelfs met geld toe niet zou willen wonen. We passeren kloven met diepe ravijnen, droge stekelige gebieden met cactussen, een wantrouwig kijkende jongen met een kudde en altijd weer de zwerfhonden die ons luid blaffend blijven achtervolgen of levensmoe een dutje doen op de weg. Een jonge vrouw zittend in een greppel in het stoffige niks en in de verste verte geen huisje te zien, een moeder met haar kleine kinderen onder een schamel afdakje, varkens scharrelend over straat, een eenzaam pubermeisje zittend aan de rand van een dorp met  huizen in allerlei stadia van afbraak, overal afval, en wegen die nergens naartoe gaan, het grijpt me soms naar de keel, de armoede, de uitzichtloosheid, de viezigheid waarin sommige mensen moeten leven. 

We zijn twee lange dagen hobbelend onderweg geweest voor we een asfaltweg kruisen en besluiten dat we afzien van nog meer haarspeldbochten en bergweggetjes. In plaats daarvan zoeven we richting Potosi over een spiegelglad wegdek.

 

Wil je een stukje meerijden?

TRANSLATE