Missiones Mas
- On 11 feb, 2020
- By Michelle
De regio Missiones in Argentinië is een welvarend gebied met rood aarden wegen tussen sappig groene rollende heuvels waarop vooral mate wordt verbouwd. De dorpen in het oude centrum zijn gebouwd rondom een lommerrijk plein en in de oude huizen herken je de stijl en de stenen van de missiones.
Eenmaal de grens over naar Paraguay wordt het landschap vlakker, kleurt het groen valer en zien we vooral koeien grazen en af en toe een gaucho op zijn paard.
De missiones in Paraguay zijn vergeleken met die van Argentinië veel beter bewaard gebleven. Ze zijn later gebouwd, vanaf 1630 ongeveer, waarbij met voortschrijdend inzicht meer steen en minder hout werd gebruikt. De Jezuïtische gemeenschappen leefden hier vredig, ver weg van Portugese slavenjagers. Toch is er hier ook veel verwoest als gevolg van oorlogen die in de 18e en 19e eeuw zijn gevoerd.
Het verhaal gaat dat rond 1912, nadat de kerk van Santa Maria de Fe, was ingestort, een oude vrouw uit het dorp alle houten beelden uit het puin van de kerk heeft gered en in haar huisje heeft neergezet. Ze zou ze ook hebben aangekleed om de schilderingen op de beelden zoveel mogelijk te beschermen. Wij bezochten het museum waar al die beelden staan en ik kan je vertellen dat het heel veel levensgrote beelden zijn, dat huisje moet dus stampvol hebben gestaan. Als er een hemel bestaat, verdient dit ijverige vrouwtje een ereplaats.
Brusanelli de Italiaanse Jezuïtische architect van een aantal missiones en beeldhouwer, leidde Guarani’s op tot beeldhouwer. Hij was een kunstenaar uit de tijd van Michael Angelo en heeft werkelijk ongelooflijke houten beelden gemaakt, apostelen met zacht geplooide gewaden met aan de zoom een strook kant ( maar dan in hout). De houding en gezichten van de heiligen zijn zo menselijk en vol compassie dat je ernaar kunt blijven kijken. De Guarani in opleiding moesten dan zo’n beeld kopieëren en hun stijl vind ik minstens zo prachtig, de gezichten eenvoudig en devoot maar even sprekend en de beeltenissen lijken natuurlijk veel meer op de Guarani zelf. Het bijzondere is dat je deze gemengde stijl overal terug vindt in de decoraties van de missiones.
Alle missiones hadden een overzichtelijke en vaste structuur. Je kwam de missie binnen via een lange weg en een poort, passeerde dan links en rechts de woningen van de Guarani’s. Dat waren langgerekte lage huizen, verdeeld in kamers met een eigen voordeur ( doek). Iedere familie had een eigen kamer en als je meer dan vijf kinderen had kreeg je er een kamer bij. In die kamer hingen eigenlijk alleen de hangmatten, want het huiselijke en sociale leven speelde zich vooral buiten af.
Als je doorliep kwam je op het centrale plein dat zeker een vierkante kilometer besloeg, waar niet alleen religieuze feesten en processies plaatsvonden maar waar ook de kinderen speelden, en waar men na het werk nog even kuierde, zo stel ik me voor. Er liep een lange weg vanaf de kerk via de toegangspoort naar buiten en er liep een even lange weg daar haaks op over het plein die naar de velden buiten de missiones leidden.
Aan de overzijde van de poort stond de kerk, het kloppende hart van de missiones, indrukwekkend groot, ervoor brede trappen en pilaren, met in de nissen achter het altaar en in de galerijen, levensgrote houten beelden van heiligen. En overal prachtige decoraties gebeiteld in een zachte steensoort. Achter de kerk was het kerhof. Er was een ingenieus afwateringsysteem, geen luxe met die tropische regenbuien. Het water spoelden de latrines en voedde de moestuin.
Naast de kerk was het collegio, een gebouw met verschillende functies. Hier woonden de missionarissen, er was een keuken, een bibliotheek en niet onbelangrijk een flinke wijnkelder. Ook waren er werkruimtes voor de ambachtslieden, de beeldhouwers, de wevers, de instrumentenmakers etc. En tenslotte waren er ook de lokalen waar les werd gegeven. Het collegio had voor en achter patio’s en aan de achterkant lag de enorme moestuin van de Jezuïeten, waar ze experimenteerden met groentenzaden en fruitboompjes die ze vanuit Europa hadden meegenomen. Op de tweede verdieping boven het collegio waren de opslagkamers voor de oogst, het graan, de mate, het katoen etc.
Aan de andere kant van de kerk was een uitkijktoren vanwaar men naderend (ongewenst) bezoek in de gaten kon houden. En in de buurt van de toegangspoort was ook een soort kantoor waar de administratie werd gedaan, er werden immers goederen geruild en verhandeld met andere steden, en waar recht werd gesproken bij onderlinge geschillen.
De drie overige zijden langs het plein waren voor de huizen van de Guarani’s, aan de voor- en achterzijden verbonden door overkapte patio’s. Er was ook een cotyguazu, een groot huis waar de ouderen, weduwen en wezen woonden en waar meisjes voor een maand naartoe gingen als zij voor het eerst menstrueerden. Na deze maand waren de nog jonge meisjes rijp voor het huwelijk en mochten zij hun partner kiezen. Het jonge paar kreeg dan een eigen kamer in een van de huizen. Kinderen bleven tot hun zesde jaar bij de moeder, daarna kregen zij onderwijs van de Jezuïten en leefden ook zij in de cotyguazu.
Een missiones had soms wel 4000 inwoners, slechts 2 Jezuïeten per post en eromheen lag voor 80 hectare aan grond dat moest worden bewerkt. Het idee was dat de Guarani’s drie dagen in de week werkten op een eigen lapje grond om hun familie te kunnen voeden. De andere drie dagen werd er gewerkt op God’s grond, het land van de gemeenschap. Met de opbrengst van de oogst van God’s grond werden de zieken verzorgd, de mensen van de cotyguazu gevoed en werd het reilen en zeilen van de missiones bekostigd. Het avontuur dat diep in de jungle begon met een aantal idealistische mannen met het hart op de juiste plek en het hoofd in de wolken, groeide uit tot een multiculturele sociale zelfsturende beschaving die toch 170 jaar heeft geduurd.