Blog

Nederlanders in de pampa

Nadat ons geduld met de douane in Buenos Aires aardig op de proef is gesteld en we na drie weken wachten eindelijk de Toyota terugzien, moeten we eerst een dagje knutselen. Door de warmte in de container heeft de lijm het opgegeven en is het vinyl plafond helemaal losgekomen. Gelukkig is er een parkeergarage tegenover ons huis waar we het kunnen repareren, wat bij een temperatuur van 40plus nog best een uitdaging is. Na een dagje zweten in een met vuilniszakken afgeplakte broeikas, zijn we klaar voor vertrek.

Mijn idee van de pampa met slechts harde grasstoppels, stuifzand, af en toe een scheefgegroeide boom en door de wind opwaaiende kluwen van dorre struiken, denk aan oude westerns, heb ik aardig moeten bijstellen. De pampa is allesbehalve droog maar een vruchtbare soms zelfs drassige vlakte met hoge bloeiende grassen in golven van groen, geel en roestbruIn. Je ogen verdwalen al gauw op deze landerijen die reiken tot ver voorbij de horizon en zijn blij met de rij houten electriciteitspalen langs de weg en de silhouetten van zwarte vleeskoeien die voor enig contrast zorgen. Door de hoge wuivende grassen lijken de koeien zonder poten in het veld te zweven. De zinderende zon maakt je landerig en je krijgt zin om op je rug, kauwend op een grasspriet de schapenwolken te gaan tellen. Toch is stoppen op deze nationale route nr 3 niet zo’n goed idee want er denderen zware vrachtwagens voorbij die grote stofwolken achterlaten.

Wij zijn op weg naar Tandil waar miljoenen jaren geleden in dit vlakke landschap heuvels zijn ontstaan, inmiddels afgevlakt tot niet meer dan 500 meter hoge rotsblokken die erom vragen beklommen te worden. Het is inmiddels kerst en we kamperen op een stille camping met op de hekken dwerguiltjes die je tot op een paar meter afstand kunt benaderen. Het bos van pijnbomen en eucalyptusbomen zit vol arenden. We wandelen over stoffige paden door een schouderhoog boeket van grassen, geurende brem, wilde venkel en knotsen van paarse distels en klauteren over de heuvels van her en der verspreide rotsblokken

 

We hebben net het boek “ Argentijnse nachten” gelezen van Carolijn Visser dat zich afspeelt in het stadje Tres Arroyos niet ver bij ons vandaan. Het vertelt het verhaal van Nederlandse boeren die vluchtend voor een graancrisis en honger rond 1830 (en nog lange tijd daarna) hun geluk zoeken in dit verre land. De Argentijnse regering die nog niet zolang geleden de indianen heeft verdreven cq. afgeslacht en nu de veroverde pampa wil verzilveren, is op zoek naar goedkope arbeidskrachten en lokt ze vanuit Europa met een gratis bootreis en een baas om voor te werken. Als ze de bootreis al overleven wacht hen aan het einde van een treinspoor op de lege pampa een lemen hut, bittere armoe en een toekomst van jarenlang ploeteren onder de snoeihete zon en gierende Argentijnse wind. Geld om terug te keren naar Nederland is er niet. Heel veel gelukzoekers, werklui die nooit eerder een schep hebben vastgehouden overleven dit avontuur niet. De boeren die in deze vruchtbare streek terecht komen hebben “geluk”, Met hard werken lukt het ze een stuk land te kopen, en d.m.v cooperaties, overleven ze de vele financieele en politieke crisissen die dit land kenmerken. Als je langs de eindeloze landerijen met mais, graan en zonnebloemen rijdt groeit je bewondering voor de mannen, vrouwen en kinderen die dit ruwe landschap hebben ontgonnen en het toen hebben overleefd door samen te werken, hun ( protestantse) geloof en een arbeidsethos van niet zeuren maar bikkelen.Tres Arroyos is nu een welvarend, opvallend aangeharkt (keurig) stadje waar nog steeds veel mensen met een Nederlandse naam wonen.

TRANSLATE