Blog

Mijmeringen in de pampa

Als je hier urenlang over de pampa rijdt, met om je heen zover als je kunt kijken, een droog landschap dat door jagende wolkenluchten steeds van kleur verschiet, met stopppelig lang gras, hier en daar een teer geel bloemetje, houtige grijsgroene struiken met gemene stekels en stoffige ribbelige zandwegen die door het blonde gras ernaast wel licht lijken te geven, dan heb je alle tijd om na te denken. Heel af en toe zie je een houten hek, met daarachter een zandpad dat heel veel kilometers verderop uitkomt bij een boerderij. Ik probeer me voor te stellen hoe het moet zijn om hier op te groeien met in de verste verte geen goeie of kwaaie buurman, gewoon helemaal niemand om even een babbel mee te maken.

Ik zag ooit een film over een man, een vuurtorenwachter op een of ander godverlaten onherbergzaam eiland, die waarschijnlijk door het isolement zijn verstand verloor en rare dingen ging doen. Dat verwacht je hier dus ook, maar behalve een vos die de weg oversteekt of een struisvogelfamilie die zodra ze ons hoort op hoge poten er vandoor gaat, zien we hier dus heel lang niemand.

Af en toe kom je door een gehucht met betonnen lage lelijke bouwsels met een hoop roestige rotzooi op het erf waar de bewoner vast niets durft weg te gooien voor het geval dat….. Er loopt ook nooit iemand over straat alsof ze allemaal de hele dag door dutten uit pure verveling, of hun roes uitslapen, want wat moet je hier doen? Ik verwacht hier van die zonderlingen die je met een priemende blik laten weten dat je beter kunt doorrijden.

Je ziet dat ze hier hun geiten aan een waslijn hangen, nou ja hun huid hangen ze te drogen, de hoefjes bungelen er nog aan. Okee, die geit is vast op de barbecue terecht gekomen maar wat moet je toch met zo’n droge huid met knetterhard haar? En niet eentje, nee een hele rij hangt daar dan te drogen. Is er Iemand die er tasjes van maakt of binden ze die huiden om hun voeten als een soort overschoenen om door dat stekelige struikgewas te kunnen lopen? Pata-gonie betekent grote voet, genoemd naar de eerste bewoners, kennelijk met een reusachtige schoenmaat. Die bonden dus wel die huiden om hun voeten, maar ja toen hadden ze nog geen stevige schoenen.

Een van die gehuchten met de wervende naam Bahia Creek heeft een pension waar een pubermeisje lusteloos in een hangmat schommelt. Haar moeder die het pension beheert, is ongetwijfeld de hele dag in de weer met het binnenwaaiende zand. Of heeft die strijd allang opgegeven. Het lijkt erop dat het jaren geleden is dat er iemand kwam logeren. Het strand ertegenover maakt door de enorme stenen die er als ijsschotsen liggen en door de eenzame uitgestrektheid niet echt een vriendelijke indruk. Er ligt een weg langs die onlangs geegaliseerd is maar die nu alweer opgeslokt wordt door stuifduinen en waar je op sommige stukken in het mulle zand dreigt vast te lopen.

Langs de kustweg naar het zuiden vind je ruige stranden met kliffen die door miljoenen jaren erosie een gatenkaas zijn geworden. Er kunnen straks of over honderd jaar zomaar weer gigantische brokken vanaf breken, dus beter niet je parasolletje er vlak onder zetten. Iedere activiteit lijkt hier een soort zinloosheid te krijgen. Zo staan we in een kloof bovenop een klif waar op het strand een man een diepe kuil aan het graven is. Hij gebaart met een lach naar ons boven dat als ik mijn lief een zetje geef dat hij alvast een zeemansgraf voor hem heeft gegraven. Later begrijp ik van hem dat ze een nieuwe trap willen maken zodat je wat gemakkelijker het strand kunt bereiken. De man heeft echter na een dag graven zijn hielen nog niet gelicht of de vloed komt op en vult het gat weer met zand alsof het er nooit was. Slechts een houten paaltje herinnert ons aan het gezwoeg van de man en aan een trap die nog even op zich laat wachten.

De grenzeloosheid van de pampa en van de oceaan waar walvissen en orca’s zwemmen, die eindeloosheid grijpt me wel eens naar de keel. Het lijkt wat op paniek, dat overweldigende gevoel van nietigheid en ontzag voor de natuur. Hier wil ik graag verdwijnen in het eindeloze niets of op zijn minst een poosje van de radar zijn. Ik ben een grassprietje in deze pampa, een rimpeling in de oceaan, een zuchtje in deze wind.

 

 

TRANSLATE