Blog

La Gomera

Na een korte tussenstop op Tenerife, zijn we gearriveerd op La Gomera. Het is een van de kleinere eilanden, ruig, groen en vol wandelpaden. Dat is precies wat we gaan doen, veters strikken en de paden op om het eiland te ontdekken. Vanuit San Sebastian volgen we een van de drie hoofdwegen omhoog een kloof in en parkeren de Kar daar waar onze wandeling begint. Als we omhoog kijken zinkt de moed ons haast in de schoenen, het belooft een lange klim te worden. Maar zelfs bergop is het dik genieten, tussen agaves, palmbomen en groengele dicht vertakte struiken met smalle vlezige bladeren op lange stelen die alleen op de droge stenige vulkaanbodem van de Canarische eilanden groeien. We klimmen hoger en hoger tot bovenop de winderige bergkam. Tanige kromgegroeide dennen vegen met hun kruinen het opgewaaide stof van de grond en bieden een blik in de Abajo vallei. Maar wij denken nog niet aan dalen en kiezen voor de oversteek van de Gerode-pas.

We hebben een Duits wandelboekje en ik ben blij dat mijn Duits wat roestig is en ik de beschrijving niet precies kan lezen, al stelt de voorwaarde:  ‘nur für absolut trittsicheren und schwindelfreien wanderern’, allesbehalve gerust. De oversteek van de Gerode-pas is inderdaad even slikken, een klein half uur vlak langs de peilloze diepte van de Majona kloof, stijgend over een heel smal stenig paadje zonder enige bescherming van een struik, paal, hek of wat dan ook, arghhhhh. Aan die fijne prikstokken die me normaal houvast geven heb ik nu niets, voor je het weet prik je in het luchtledige en verlies je je evenwicht. Gelukkig lopen we hier uit de wind dus nu niet piepen, doorgaan met ademhalen en af en toe met de rug tegen de bergwand geplakt toch even de diepte in turen, want prachtig is het wel. Als er uiteindelijk een trosje verwaaide dennen in zicht komt, het pad iets breder wordt, en voorbij de top een fantastisch uitzicht op het eiland Tenerife en de Teide ons beloont, beloof ik overmoedig dat ik me nooit zal laten leiden door hoogtevrees.

Op de top waai je uit je hemd maar eenmaal daar voorbij wandelen we in de luwte langs een stenen hut en hebben we zicht op een dal vol verwilderde terrassen waar het geploeter van voormalige bewoners in deze verlaten vallei in de vergetelheid raakt. We zijn hier, in the middle of nowhere, op weg naar een gehucht met verlaten ruïnes, een soort grotwoningen, waar tot de jaren 70 nog enkele bewoners leefden en werkten. We lopen met ons hoofd in de wolken en vinden inderdaad het grotten-gehuchtje. Het is een spookdorpje, sommige huizen zien eruit alsof nog niet zolang geleden de bewoners haastig zijn vertrokken. De huisraad is overhoop gehaald, overal bergen met door vocht beschimmelde kleding, het doorgezakte ledikant staat er nog, het keukentje met de borden en de kommen in een rek, getuigenissen van een sober en hard bestaan, alles is achtergelaten. We tellen zo’n tien huisjes maar kunnen ons niets voorstellen bij een leven op deze hoogte, iedere dag weer bikkelen op de terrassen en het is zeker drie uur lopen naar het dichtstbijzijnde dorp. Verderop zijn nog een paar oorspronkelijke waterbronnen, maar de lucht betrekt en het is harder gaan waaien. Tijd om aan de weg terug te beginnen.

TRANSLATE