Blog

Ksar of Kasbah?

Van Tamegroute rijden we naar de Draa vallei, die zich uitstrekt vanaf Ouarzazate bij de Hoge Atlas, tot aan M’Hamid, waar de weg ophoudt en de Sahara begint. In dit ruim 1000 km lange lint van oases, meanderend langs de Draarivier, staan miljoenen dadelpalmen. Verspreid over de Draa vallei liggen talrijke kasbah’s (traditionele lemen burchten) en ksours (verstevigde dorpen). Handelskaravanen reisden door de vallei naar Timboektoe en de ksours , omringd door dikke lemen muren met smalle ingangen en wachttorens, boden bescherming tegen aanvallen van rovers en rivaliserende stammen. Aan leem en klei, het materiaal waarmee deze verdedigingswerken werden gebouwd was in de vallei geen gebrek, het isoleerde goed tegen de hitte en was eenvoudig te bewerken. De verstevigde dorpen boden de hechte Berberse gemeenschappen een veilige woonomgeving, waar zij met hun families samenwoonden en hun vee en graan konden opslaan.

De meeste ksours en kasbah’s die we bezoeken zijn inmiddels verlaten en vervallen. Soms zien we een teken van leven, een man met zijn ezel, wapperend wasgoed, een paar geiten die er onderdak vinden en een fitte bewoner die er een gym  heeft gecreëerd.

De mooiste kasbah is ongetwijfeld die van Tamnougalt, vlakbij Agdz. Eigenlijk is het een enorme ksar met daarin meerdere kasbah’s.  Tamnougalt was vanaf de 17e eeuw een politiek en administratief centrum van de caïd. Deze lokale gouverneur werd aangesteld door de sultan om orde te handhaven en belasting te innen en had in de Draa vallei veel macht en aanzien. De huidige ksar is in de 18e eeuw flink uitgebreid met meerdere kasbah’s  toen Tamnougalt een belangrijk knooppunt was voor handelskaravanen. Op het hoogtepunt woonden er ongeveer 300 families, waaronder een bloeiende Joodse gemeenschap van zo’n 35 families. De Joden waren handelaren, ambachtslieden en tolken, de Berbers hielden zich vooral bezig met landbouw en veeteelt. Joden en Berbers leven al vreedzaam samen vanaf de 7e-8e eeuw in  Berberse dorpen als Tamnougalt. In de jaren ’50 en ’60 vertrokken veel Marrokkaanse Joden naar Israel, Frankrijk en Canada, deels vanwege economische kansen, deels door spanningen na de Arabisch-Israelische conflicten. In de ksar zijn nog restanten zichtbaar van  de mellah, een Joodse wijk en een oude synagoge, allemaal in vergaande staat van verval.

Wij treffen er Hassan, een lokale bewoner die zijn best doet om het erfgoed van Tamnougalt te behouden en te herstellen. Dit is een man met een sleutelbos die deuren voor ons opent en ons trots de restauraties toont van een Berberse Kasbah, eigendom van zijn familie. Hij wijst ons op de bijzondere ramen, sommigen met fijn uitgesneden houten of ijzeren tralies, die weer zijn gerestaureerd. Die tralies waren vooral voor de privacy van vrouwen van belang en bood hen de mogelijkheid naar buiten te kijken zonder zelf gezien te worden. De meeste ramen zijn klein en strategisch geplaatst om direct zonlicht en hitte buiten te houden, terwijl ze toch voldoende ventilatie bieden. Ook werden ze zo geplaatst dat indringers moeilijk naar binnen konden  schieten of klimmen. Vanuit de bovenste patio’s bieden ze uitzicht op de dadelpalmen en de moestuinen.

Via heel veel nauwe steegjes en overdekte doorgangen, brengt Hassan ons naar een kasbah die zomaar het paleis van de caïd en zijn hofhouding kan zijn geweest. Het is prachtig gerestaureerd en is nu een hotel waar het beslist een uitdaging is om in het donker je kamer terug te vinden. De ontvangstruimte of misschien het woonvertrek van de caïd is hoog, een  binnenruimte van meerdere verdiepingen tussen enorme bewerkte lemen pilaren. Daaromheen overdekte gangen met plafonds, versierd met houtsnijwerk of kleurrijk beschilderd met geometrische motieven. Het hotel heeft de ruimte sober maar sfeervol aangekleed met tapijten en lage zitbanken, ongeveer zoals het er bij de caid zal hebben uitgezien. Wij drinken samen met Hassan op het dakterras een “berber whiskey” en horen dat de Ksar regelmatig wordt gebruikt voor filmopnames. Ook delen van de Sheltering Sky zijn hier opgenomen. Dichtbij het dorp beklimmen we een heuvel naar een oud Fort van Franse legionairs, waar Port in de film doodziek naartoe wordt gebracht (en sterft). Ik weet het, we zijn nostalgisch en toch is het leuk om een plek te herkennen van een film die ons inspireerde om Marokko te bezoeken.

TRANSLATE