In het spoor van de gaucho’s
- On 25 jan, 2019
- By Michelle
Voor het hek van estancia Tucu Tucu treffen we Ramiro die net wil vertrekken naar zijn eigen land. Wat een gelukkig toeval. Ik vertel hem dat we door zijn vriend Alvaro naar hem zijn “gestuurd” en zonder enige aarzeling nodigt hij ons uit achter hem aan te rijden. Iedere keer weer ben ik blij verrast door de enorme gastvrijheid van de Argentijnen.
Ramiro en zijn oom hebben na het overlijden van Ramiro’s vader het land van estancia Tucu Tucu verdeeld, zijn oom de boerderij, de schapen en de helft van het gebied, Ramiro de koeien, de andere helft van het gebied en een som geld om een huis en kraal te kunnen bouwen op zijn deel van het land. Het land is een prachtige vallei, er stroomt een rivier en het deel waar Ramiro zijn huis wil bouwen wordt beschut door een groep bomen voor een flinke bergrug die werkelijk vol zit met condornesten.
Op dit moment staat er slechts een trailer voor Ramiro en zijn werklui en is er een kraal in aanbouw, gemaakt van aan elkaar geschroefde en gelastte oliepijpleidingen. Wij zoeken een beschutte plek tussen de lage bomen en hebben het terrein een dag voor ons alleen, omdat Ramiro zijn werklui moet gaan ophalen om de kraal af te maken. Als ze de volgende avond laat arriveren kook ik voor hen een stevige pasta met konijn en delen we een fles wijn met elkaar in de trailer.
Wij hebben een geweldige dag bij de condors gehad die in groepen boven ons cirkelen en aan het eind van de dag hun nesten opzoeken. De volgende dag is Ramiro al vroeg vertrokken naar het “wintergebied” waar zijn koeien staan. Hij heeft ons uitgenodigd hem daar op te zoeken, een prachtige plek in een 600 meter lager gelegen vallei, waar gaucho Carlos al vanaf het einde van de herfst een oog op zijn kudde houdt.
Er waait een gure wind en het sneeuwt een beetje als we het zomergebied van Ramiro verlaten om de winterstalling van zijn kudde koeien, ruim 40 kilometer verderop te gaan bezoeken. We worden uitgezwaaid door de twee werkmannen die ervoor moeten zorgen dat de kraal op het zomerterrein op tijd klaar is, voordat Ramiro en zijn gaucho’s met de 600 koeien de grote tocht gaan maken van het winter- naar het zomerkamp. Zo’n overtocht willen we natuurlijk niet missen en we spreken af om contact te houden met Ramiro, misschien kunnen we ze later tegemoet rijden.
Op weg naar de wintervallei moeten we heel wat hekken door en een woeste rivier oversteken. We komen bij een verlaten schapenestancia met een prachtige schuur waar de schapen worden geschoren. Voordat de schapen de overtocht maken van de winter- naar de hoger gelegen zomervallei, worden de volwassen schapen die nu een dikke wollen vacht hebben, rond de ogen geschoren, zodat zij goed kunnen zien op de niet ongevaarlijke overtocht.
Sommige schapen hebben dan al lammeren, en niet alle lammeren overleven de tocht. Soms zijn het de veranderlijke weersomstandigheden, zoals de winterse buien nu waar de vroege lammeren door sterven. Ook vossen zijn een grote bedreiging voor de kudde, zij worden door de gaucho’s afgeschoten en hangen onderweg bij bosjes over hekken te bungelen. Er cirkelen hier veel condors in de lucht, op zoek naar de kadavers van de schapen die het niet hebben gered.
In de zomervallei worden de schapen geschoren door een rondreizende groep scheerders. Zij ontdoen een schaap in vijf minuten vakkundig van zijn dikke vacht en doen er zo 200 op een dag. Voorheen ging dat zonder elektrisch aangedreven scheergerei en haalden ze 50 schapen op een dag. Ze werken in 4 shifts, iedere scheerder heeft twee verschillende messen en een beker. Iedere keer dat er een geschoren vacht bij hem wordt weggehaald gaat er een muntje in de beker. Aan het eind van de dag krijgt de scheerder uitbetaald naar de hoeveelheid munten in zijn beker.
De lammeren worden nu geboren, krijgen een oormerk en verliezen, zonder verdoving - ai - hun staart. Heeft iets te maken met hygiene en het voorkomen van ziektes...
De tocht naar de wintervallei, aan het einde van de herfst als de zomervallei is kaalgevreten en de eerste vorst zich aandient, is nog veel zwaarder. Het is twee soms drie dagen lopen, waarvan de gaucho’s zeker 1 nacht in de openlucht moeten slapen in barre omstandigheden. Iedere gaucho heeft een extra paard waarop een bundel is gebonden met in een doek, wat vachten, een poncho, en tja dan maar met laarzen en alles aan onder de wol stel ik me zo voor. Echte kerels die gaucho’s!
De schapen van Ramiro’s oom hebben inmiddels de overtocht naar het zomergebied al gemaakt, maar Ramiro’s koeien moeten nog wachten totdat de kraal is afgebouwd.
Wij komen aan bij de hut waar de gaucho van Ramiro’s oom de lange genadeloos gure winter in zijn eentje moest overleven, met een voorraad gas, meel, matekruiden, en een radiootje als enig gezelschap. Broodjes gebakken in schapenvet (jak), schapenvlees en mate is waar deze robuuste zwijgzame kerels op leven.
De hut hangt van golfplaten aan elkaar maar heeft een grote ijzeren stoof die een comfortabele warmte verspreid. Wat zal het moeilijk zijn om toch iedere keer weer die winterse stormen te trotseren om de kudde te beschermen tegen roofdieren in dat barre besneeuwde landschap, als je binnen lekker bij de warme stoof zit. Ik ga er maar vanuit dat al die trotse wat narrige gaucho’s een rijke binnenwereld hebben waarmee ze de eenzame winter voorbij mijmeren, je komt jezelf hier in deze hut wel tegen..... om het een beetje plat te zeggen.
Ramiro wijst ons de richting van zijn wintergebied waar we beschut tussen lage bemoste bomen, omringd door besneeuwde toppen, ons gek genoeg wanen op een open Afrikaanse steppe. De wilde dieren ontbreken, in plaats daarvan dartelen tientallen konijnen door het veld en zweven gieren sierlijk in de lucht voor ze zich op een kadaver van zo’n arm konijntje storten. Een schrale troost: dat konijn huppelde voor zijn dood wel in een konijnenparadijs. Wij stoken ons kacheltje lekker op, nemen een extra glaasje wijn en slapen heerlijk in deze rauwe wildernis.
De volgende dag straalt de zon tussen de wolken en is het zeker vijf graden warmer, prima wandelweer. Ramiro heeft ons de heuvel gewezen waar we overheen moeten en wekt de indruk dat we de tocht naar zijn koeien in een middagje gemakkelijk kunnen belopen. Het wordt een tocht van 22 km! We moeten twee hangbruggen oversteken, waarvan de laatste 100 meter lang en 45 cm breed. De schapen van zijn oom moeten daar ook overheen, ik heb er een foto van gezien, dat wordt een zeer wiebelige ervaring waar ik nog niet echt naar uitkijk. Maar voor een kopje mate met een gaucho die al 5 maanden in zijn eentje zit, wil ik wel een poging wagen.
Het is een prachtige vallei met een woeste rivier en heel veel stroompjes die ons steeds weer uitdagen om met droge voeten naar de overkant te komen. Het gebied is enorm uitgestrekt en het enige wat we kunnen doen is de smalle sporen volgen van de gaucho’s, waarbij we zoveel mogelijk de oevers van de rivier in de gaten houden. De eerste hangbrug vinden we, het is een gammel zeer wiebelig exemplaar van ongeveer 30 meter lang.
Daarna raken we het spoor kwijt in een zompig gebied. We dwalen, vinden steeds weer een ander spoor, maar de tweede hangbrug blijft onvindbaar. Wel zien we op een gegeven moment de grenspost van Chili, dat is niet de bedoeling dus keren we om. Jammer Carlos, ik had je graag willen ontmoeten.