Blog

Gran Canaria

We arriveren ’s avonds in Gran Canaria waar het nog drukker is dan normaal omdat de hele maand carnaval wordt gevierd. Dranghekken en mannen in lichtgevende hesjes duwen ons in de richting van de snelweg, de stad uit. De stad Las Palmas is gigantisch groot en het duurt een hele poos voor we in Telde, naast de begraafplaats,  een plekje vinden om te overnachten. Niet heel idyllisch maar wel lekker rustig.

We gaan er vooral het binnenland verkennen en klimmen zigzaggend door dichtbevolkte maar verrassend groene heuvels omhoog in de richting van de top van de Pico de Bandama. We stoppen in het dorp waar we af kunnen dalen naar de bodem van de Caldera de Bandama die ongeveer 2000 geleden na een uitbarsting ontstond. Het droge zwarte lavagruis in de vulkaan is inmiddels overwoekerd met wilde planten en cactussen en tegen de steile hellingen zien we restanten van terrasvormig aangelegde akkers. Nu wuiven er vooral pollen hoog gras maar eeuwenlang kropen wijnranken tegen de flanken omhoog. Na een half uurtje afdalen bereiken we de bodem waar ruïnes van een oude finca en een oude wijnpers laten zien hoe vindingrijk de vroege bewoners hier gebruik maakten van de luwte in de vulkaan.

We volgen een pad dat ons brengt naar een heel eenvoudig huisje verderop, waar tot 20 jaar geleden nog een oude man woonde. In zijn keuken vind je nog zijn schamele keukengerei, bejaarde bordjes, gammele pannetjes en zelfs nog een paar blikken met stokoude bonen. Het huis is bijna leeg, er staat een bed, een tafel en een stoel, een bank zonder kussens, een soort emmer die dienst deed als kachel en daarmee heb je het wel gehad. In de gang hangt een foto van de laatste bewoner op de bodem van de vulkaan, Augustin Hernandez Torres.

In 1926 verhuisde Augustin, hij is dan 11 jaar, samen met zijn ouders en zijn 8 broers en zussen naar de Caldera Blanca om daar gewassen te gaan kweken. Ze hebben daar graan, groente en aardappelen verbouwd, die Augustin boven in het dorp waarschijnlijk ruilde tegen kaas en wijn. In de loop van de jaren is de rest van het gezin gestorven en/of verhuisd maar Augustin bleef en heeft er tot zijn 93e jaar gewoond.

Ik lees een oud krantenartikel waarin hij beschreven wordt als een wat knorrige oude man die niet meer gezelschap nodig had dan een ezel, drie honden, een kat en een radiootje op batterijen.

Toen de vulkaan werd uitgeroepen tot natuurmonument en steeds vaker bezocht door toeristen, kwam er boven bij de ingang een hek dat Augustin iedere dag om 06.00 uur open deed en ’s avonds laat weer afsloot. Iedere dag twee keer  220 meter omhoog en naar beneden klimmen, heeft er vast voor gezorgd dat hij zo vitaal bleef en 94 jaar oud is geworden.

Augustin zorgde voor de planten en raapte de vele golfballen op die afzwaaiden van de oudste golfbaan van Spanje die naast de kraterrand is gebouwd. Als hoeder van de vulkaan en de man die ontelbare keren het toegangshek heeft geopend en gesloten, is hij geëerd met een plaquette met zijn beeltenis bij het hek en draagt het pad dat je naar beneden brengt zijn naam: Camino Augustinito.

TRANSLATE