Blog

Côte Vermeille 2

We steken de grens met Spanje over en arriveren in Llanca, een voormalig vissersdorp dat inmiddels flink is uitgegroeid en er vanaf een afstandje uitziet als een berg spierwitte doosjes  die zijn uitgestrooid langs een kuststrook met daarachter de Pyreneeën in wazige tinten blauw.. Zeker in het vroege ochtendlicht of als het ’s avonds schemert en je een ketting van lichtjes ziet is het een feeëriek plaatje. Als we het dorp van wat dichterbij bekijken valt op dat heel veel bewoners niet thuis zijn of zijn vertrokken. Heel veel dichte rolluiken en gesloten winkels maken een eerste wat desolate indruk maar het duurt niet lang voor we ontdekken dat Llanca springlevend is en een heel erg fitte en sociale gemeenschap heeft.

Als we ’s ochtends de gordijnen optrekken zien we de eerste oudjes al op gympen aan de wandel. Ze treffen elkaar op het terras bij de bakker, of aan het strand Platja de Grifeu, waar wij een fijn plekje gevonden hebben om te overnachten. Wij lopen een van de vele wandelpaden naar Colera, langs de kust met prachtig gelegen huizen van bofkonten die hier hun tweede woning hebben, met tuinen waar de bougainville en oleanders nog bloeien, langs bossen met geurende pijnbomen en parasol-dennen, omhoog en omlaag over koppig steile stenige paadjes die ons steeds weer naar een andere afgelegen baai tussen de rotsen brengen, waar locals zonnen in hun nakie.

Er wordt hier wat afgerend en gemountainbiket en met tussendoor een serie push-ups  vecht men hier tegen de zwaartekracht en voelt zich forever young. Zwemmen is hier niet voor watjes, het water is zo koud dat je in het begin denkt dat je vingers en tenen er af zullen breken, maar na een poosje went het en trek ik ook mijn baantjes over het vlakke water. Toen ik oma’s en opa’s door het water zag ploegen kon ik toch niet achterblijven! ’S Avonds rond een uur of zes, arriveren de fitte dertigers die zich in een wetsuit hijsen, een feloranje opblaasboei met een touwtje aan zich binden en met een groepje de zee opgaan om nog een half uur voor het donker wordt de baai rond te zwemmen.

Superstoer en ik begin al fantasieën te krijgen om thuis ook zo’n groepje te vormen.

Na twee heerlijke dagen komt de politie ons vriendelijk melden dat we niet langer op de parkeerplaats kunnen blijven overnachten, dus is het tijd om verder te trekken. Een kilometer of 10 verderop vinden we een bivak bij de vuurtoren van El Port de la Selva, met uitzicht op twee mooie baaien. De sardienen die we ’s ochtends op de markt kochten gaan op de grillplaat en nóg mooier gaat het dan niet worden. 

Hmmmm, dat is toch niet helemaal waar. Om half 1 ’s nachts wordt er gebonkt op de ramen, politie. We moeten zo snel mogelijk vertrekken want het is hier verboden voor kampeerwagens. De jonge agent is uiterst vriendelijk en als hij hoort dat we uit Nederland komen, spreekt hij ineens Nederlands. Hij blijkt een Nederlandse moeder te hebben en dat verbindt natuurlijk  zo in het holst van de nacht, maar van uitstel tot de volgende ochtend is toch geen sprake. Even later biedt hij ons een kaartje aan van het dorp en wijst ons een plek waar we mogen staan. Hij zwaait ons nog net niet uit.

De volgende ochtend gaan we op ontdekkingstocht in El Port de la Selva dat aan een prachtige baai ligt. De witte huizen van het dorp blikkeren in het zonlicht en de vele platanen krijgen nu allemaal een snoeibeurt. Afgezien van de takkenversnipperaar, is het opvallend stil, er hangt een weldadige rust in het dorp. In de haven dobberen vooral veel aandoenlijke houten vissersbootjes die geluidloos door een elektrisch aangedreven rubberboot naar hun plaats in de haven worden geloodst.

De smalle straten lopen bijna allemaal parallel aan elkaar, zijn in etages boven elkaar gebouwd en verbonden door steile trappen. De oudste huizen hebben balkons van krullerig gesmeed ijzer en soms wappert daar een houten jaloezie overheen om het zonlicht buiten te houden. Bij de bakker, de slager en de viswinkel ziet alles er zo aanlokkelijk uit. De tas is dan ook snel gevuld met prachtig brood, biologische jammetjes, Soaanse ham en verse dorades voor op de grill.

’s Middags zoeken we het hogerop en beklimmen we de kustpaden van Parque Natural de Cap de Creus dat zich vanuit het dorp uitstrekt tot Cadaquès en Roses en zo’n 10.000 ha. beslaat. De Pyreneeën eindigen hier in zee en er is een bizar maanlandschap ontstaan door de stevige wind en de erosie van de zee. De kust is grillig met hoge kliffen en verscholen baaien met kiezelstrandjes.  Het is een ongerept ruig gebied, vol prikkend geurend struikgewas dat ons doet denken aan de maquis van Corsica. Wij kiezen voor de route tussen Cala Tamariua en Cala Formells. In het kraakheldere zeewater onder ons vind je allerlei koralen en zwemmen eigenaardige vissen met scherpe tanden en een lepe blik die ik niet graag vlak voor mijn snorkel ontmoet, zelfs dood in het krat bij de viswinkel zien ze er nog angstaanjagend uit.

Cadaquès, zo’n 13 km verderop is, bereiken we via een lange kronkelige weg dwars door het natuurpark, waar mannen met lange stokken de olijven uit de bomen meppen. Het pittoreske stadje heeft veel te danken aan schilder Salvador Dali en zijn artistieke vrienden die hem kwamen opzoeken in zijn huis in Portlligat, een gehucht iets verderop. In Cadaquès slenteren we door het oudste deel van de stad waar werkelijk alles van een grote schoonheid is, de oude uit rots gehouwen straatjes, de fraaie kerk met Jezus en Maria omringt door druiventrossen vol engelen en boten in kunstig houtsnijwerk, de lage witte huizen met knalblauwe of groene deuren en oranje pannendaken, de creatief in elkaar gedraaide lussen van het electriciteitsnetwerk, de groen geëmailleerde dakgoten en regenpijpen, de brievenbussen die artistiek met zeezichten zijn beschilderd, zelfs het wasgoed dat er hangt lijkt op sfeer uitgezocht. We boeken een kaartje voor het huis en de tuin van Dali in Portlligat dat nu een museum is, en zijn van plan om de komende dagen het binnenland in te trekken, nu de vooruitzichten ook daar een paar mooie dagen aangeven.

TRANSLATE