Blog

Bij de handjes

Het is bijna niet te bevatten maar het landschap waar we doorheen rijden is al zo’n 150 miljoen jaar oud. Dat is de tijd dat zuid Amerika nog aan Afrika vastzit en zij samen een continent vormen. Het is ook de tijd van de dinosaurussen, plek zat hier voor die grote jongens. 

Op een gegeven moment wordt de druk in het binnenste van de aarde hier zo groot dat een hele hoop vulkanen zijn uitgebarsten met een kracht die wij ons onmogelijk voor kunnen stellen. De lava komt duizenden kilometers verderop in het noorden van deze provincie terecht.

Wat zal het met al die as in de lucht lang donker en benauwd zijn geweest, en koud! Er gaan daarna nog drie ijstijden overheen, en vermoedelijk slaat er ergens op aarde een asteroïde in die in een klap alle dino’s de das om doet en Afrika van Zuid Amerika losscheurt. Ik lees in dit onmetelijk lege landschap het fantastische boek van Bill Bryson, een kleine geschiedenis van bijna alles, waardoor de onbeduidende leeftijd van de mensheid zo tastbaar wordt.

Gletsjers smelten en ijs, stenen, wind en water laten diepe scheuren achter in het landschap. Wij lopen langs hoge rotsen en grotten van vulkanisch gesteente met daarin gekleurde lagen van allerlei mineralen, die het gesteente dan weer rood, dan weer mintgroen en een enkele keer okergeel kleuren. We zijn op zoek naar de artistieke sporen die de eerste bewoners uit deze streek hier zo’n 8000 jaar geleden achter lieten. 

Deze jagers en verzamelaars lopen in groepen van zo’n 50 mannen, vrouwen en kinderen  met hun hele bezit op hun rug, achter hun voedsel aan. Wat nemen ze mee? Een tent van guanacohuiden, misschien een extra bontje voor de kou,  een bola voor de jacht: twee zware stenen aan een lang koord van leer die ze om de poten of de nek van de guanaco’s werpen, en vast een paar scherpe stenen om de dieren mee te villen.

Terwijl de mannen de dieren omver slingeren met hun bola’s verzamelen de vrouwen niet alleen bessen maar maken ze ook verf. Ze verpulveren de kleurige stenen van de rotsen tot gruis en mixen het met dierlijk vet tot een pasta.

Kennelijk blijft er na het opzetten van de tent, de jacht, de slacht en de maaltijd, nog wat vrije tijd over en wat doe je dan: juist je gaat iets creëren. En creatief zijn ze zeker! Ze gebruiken de rotsen als schilderslinnen, bewerken het eerst met een laagje klei zodat de verf beter pakt en gaan aan de slag.

Hun handtekening is veruit favoriet en met een rietje gemaakt van bot blazen ze pigment om hun gespreide vingers, een negatief van hun hand blijft dan achter op de rots. Na verloop van tijd experimenteren ze met het blazen van pigment op een vooraf geverfde rots, zo krijg je een gekleurde handtekening. En iedereen doet mee, de kleinste handjes vind je onderaan. 

De getalenteerden schilderen met wat haar en een stukje houtskool prachtige jachttaferelen, compleet met een hoop mannetjes en bola’s in de lucht. Ik zie zwangere guanaco’s en de verschillende maanstanden. Een waarschuwing wanneer de jongen worden verwacht? Ook wordt er gestempeld met de poten van de guanaco’s. Intrigerend vind ik de landkaarten die ze maken, de paden naar hun bivak met stippellijnen aangegeven. 

Nog weer later ontstaat er een nieuwe stroming, de jachttafererelen maken plaats voor expressies van bv. een dansende figuur en hagedissen en tenslotte zien we ook hier meer abstracte rotskunst ontstaan. En dat 8000 geleden! 

Carlos Gradin heeft hier met zijn team opgravingen gedaan en twintig jaar lang deze levendige tekeningen bestudeerd. Ik herken in zijn notities het gevoel dat je hier krijgt even deel te nemen aan de jacht, verstopt achter een rots, de bola’s suizend door de lucht, de opgewonden kreten als een guanaco is geraakt, het vuur dat alvast wordt opgestookt….

TRANSLATE