Blog

Go with the flow

In ecologisch Bonito struikel je over de toeristenburootjes die adverteren met aantrekkelijke avonturen. We willen onze dagen hier goed besteden en boeken drie verschillende tochten. Eerst lopen we met een groep mensen een dag achter een gids aan door het oerwoud, dalen heel veel traptreden af en zijn op weg naar een boel watervallen waar we kunnen afkoelen in idyllische waterbekkens. Bij een waterval is het een kwestie van niet aarzelen, uit de kleren en hop het water in want voor je het weet is het tijd om verder te gaan, op naar de volgende waterval. De gids is een vrolijkerd die zelf zichtbaar geniet van het rondplonzen in het water en die heel geduldig twijfelaars overhaalt om toch even onder die enorme waterstraal te gaan. Peter is een waterman die het heerlijk vindt om in, onder of achter zo’n enorme waterstraal te duiken.

Ik ben meer een dromer en geniet intens als we de volgende dag vele kilometers stroomafwaarts dobberen in een glasheldere rivier. Eerst  krijgen we een halflang surfpak en surfschoenen aan. We wandelen als een groep pinguïns door de jungle en meppen de hele tijd naar muggen die een aanval doen op onze blote kuiten. We mogen ons vandaag niet insmeren met zonnecrème of anti-muggenspul, want dat is schadelijk voor de vissen en maakt de rivier troebel, het is allemaal super ecologisch hier. Dan laat ik me langzaam in de rivier zakken, het water is aangenaam warm, zo'n 24 graden.Met je voeten mag je de  bodem niet raken om het sediment niet te verstoren. Het is werkelijk alsof ik in een aquarium drijf, niet teveel bewegen maar gewoon met de stroom meedrijven.  Onder een wirwar van boomwortels en kroos houdt een formatie van honderden blauwe vissen zich stil in het water, als poortwachters van deze mysterieuze onderwaterwereld. Ik word opgenomen in een school enorme goudgele dorades met een zwarte race-streep, en voel me als een vis in het water.  Kleine guppies knibbelen aan mijn kuiten. De stroom versnelt en trekt me zijwaarts mee,  het is ondiep en regelmatig moet ik mijn buik inhouden als we over omgevallen boomstammen gaan waar vissen met dikke lippen zich aan hebben vastgezogen. Als ik me op mijn rug draai om het water uit mijn snorkel te kieperen zie ik het oerwoud als een  junglegordijn boven de rivier hangen. Ik kan zo een van de lianen beetpakken om even te blijven hangen maar de stroming trekt aan me en zo dobber ik vele kilometers verder tot ik met gerimpelde vingertoppen uit de rivier stap en in de achterbak van een traktor weer terug word gebracht. Zo wil ik iedere dag wel dobberen.

Deze rustgevende dag eindigt met een training waar ik als een berg tegen opzie. We hebben ons voor de volgende dag opgegeven voor een avontuur waarvan ik direct al dacht waarom doe ik dit. Ik heb al hoogtevrees in een klimrek en straks ga ik 72 meter afdalen in een donkere grot aan een touw met behulp van een knop die me naar beneden laat suizen als ik hem indruk. Eerlijk gezegd hoopte ik dat mijn nieuwsgierigheid het zou winnen van mijn hoogtevrees. Een onwerkelijk mooie foto van een eenzaam bungelende figuur, hangend in die donkere grot, met een schuine streep magisch blauw licht dat van boven op hem valt, haalde me over, maar ik had beter moeten weten. Kijk, en voor die twijfelaars is de training vast bedoeld. Eerst word ik in een ijzeren klimpakje geklonken, dat voelt nog bedrieglijk veilig, zeker met de geruststellende glimlach en sussende woorden van mijn jonge Braziliaanse klimcoach. Ja klimmen moet ik, zeker 8 meter omhoog naar een open stellage waar een andere jongen wacht om een ander tuigje aan mij vast te klinken zodat ik daarmee weer naar beneden kan zakken. Echt, de klimtechniek is niet zo ingewikkeld, hangend met je voeten in een lus, duw je een soort ijzeren klem langs het touw omhoog, dan strek je je benen en ga je weer zitten, en dat herhaal je net zo lang tot je boven bent. Een kind kan de was doen. De eerste paar keer lukt het me nog, maar 6 meter boven de grond raak ik in paniek, vergeet prompt wat de bedoeling is en zit ik als een verschrikt konijn in het touw, zachtjes jammerend “ik wil dit niet”. Na vriendelijk maar beslist aandringen van de jongen boven me, trek ik mezelf nog twee meter omhoog. Dan moet ik blijven staan en gaat hij me in de lucht eerst los- en dan aan het andere tuig vastkoppelen. Alles in mij krijst neeeeeee, maar met adem in en ogen dicht is het deze angsthaas toch gelukt om weer heelhuids beneden te komen. Dit doe ik nooit meer, dat weet ik nu heel zeker.

Geen grot voor mij dus, maar Peter laat zich de volgende ochtend fluitend in die peilloze diepte zakken. Hij snorkelt daarna in een duikpak in een koud meertje vol stalagmieten of -tieten (dat vergeet ik steeds) die als enorme fallussen vanaf 200 meter diepte tot bijna aan de oppervlakte van dat zwarte water opdoemen. Het is een bijzondere maar vooral donkere ervaring, begrijp ik uit zijn verhaal. Er zwemmen heel kleine bleke albino-visjes die ongetwijfeld blind zijn en ooit is er een kikkertje door het gat naar beneden gevallen die nu door de crew word gevoerd want voor hem is er niets eetbaars te vinden. Waarschijnlijk zal hij een leven in het daglicht ook niet meer verdragen, dus slijt hij nu zijn kikkerleven in de duisternis. Ik hoopte nog even op een foto van mijn lief hangend in dat stoere klimtuig, maar in plaats daarvan laat hij zich vereeuwigen in zo’n neopreen smurfenpak, tja........ en juist daarom hou ik van die man.

TRANSLATE